verhalen van onze vrijwilligers
Sjuul wil graag op schoot!
door Else Röder
Nooit geweten dat ik via stadsbus 2, die vlakbij mij in de buurt in Nijmegen-Oost stopt, verbonden ben met de wijk in Nijmegen-Zuid waar ik Wil en Sjuul ga opzoeken. Ik rijd op een oergrijze januaridag helemaal mee naar het eindpunt en hoef nog maar een minuut of vijf te lopen: dan sta ik voor de deur en bel aan, en hoor ik Sjuul blaffen. Sjuul is een kleine kaneelkleurige hond die heel vriendelijk en enthousiast komt kijken wie er binnenkomt. Als ik met Wil aan de praat raak over haar hond, ligt Sjuul er braaf bij op haar kleurrijke dekkleedje op de bank.
Hoe ben je in contact gekomen met DMD?
‘Ik zag een advertentie van DMD in een krantje. Ik had Sjuul toen net een paar maanden. Het was in 2011. Ik las dat je je kon opgeven voor een test en dacht bij mezelf: dit is echt een knuffelhond. Dus ik ben naar het wijkcentrum gegaan en daar moest Sjuul allerlei dingen doen. Ze moest ook bij iemand die in een rolstoel zat snuffelen (- dat was ik waarschijnlijk, Else -). Daar was ze al een beetje aan gewend want ik kwam toen al met haar in de Honinghoeve, op bezoek bij ouderen. Sjuul werd goedgekeurd tijdens de test, het diploma was binnen.’
Waar komt Sjuul vandaan?
‘Ze komt oorspronkelijk uit een dierenasiel in Spanje. Canella heette ze daar vanwege haar kleur. Ze was als zwerfhondje binnengebracht. Ik heb haar uitgekozen in het dierenasiel in Mehr, vlakbij Kranenburg. De stichting die zorgdraagt voor zwerfhonden werkt samen met asiels in andere landen en via via is ze terechtgekomen in Mehr. Haar geboortedatum is niet precies bekend maar ze schatten dat ze van begin 2011 is, haar verjaardag hebben ze op 1-1-2011 gezet. Ik heb Sjuul vanaf het voorjaar van dat jaar. Ze is nu bijna zes. Ik ging samen met mijn buurvrouw in Mehr kijken. Sjuul stond als een stokstaartje naar me te kijken – zo van: neem je mij mee? Ze was helemaal niet bang, liep gemakkelijk met me mee tijdens een rondje wandelen, en ze was heel toeschietelijk. Goed gesocialiseerd. Dat gaf voor mij de doorslag om haar te nemen. Ik heb al heel wat honden meegemaakt dus ik heb er inmiddels wel een beetje kijk op. Ik vond haar wel wat klein, voor een hond. In de auto naar huis zat ze rustig op schoot bij mijn buurvrouw. Eenmaal thuis moest ik haar wel zindelijk maken. Dat is binnen een week gelukt. Het is een heel slim hondje.’
Ik begrijp dat je naar de Honinghoeve gaat met Sjuul?
‘Vrij snel nadat ik Sjuul had opgehaald uit het asiel, nam ik haar mee naar de Honinghoeve waar ik al jaren als vrijwilliger help met de bingo op dinsdagmiddag.
Sjuul vond het van het begin af aan allemaal prima. Ze is heel makkelijk in de omgang en vriendelijk voor alle bewoners die we tegenkomen. Ze wil altijd geaaid worden. Ze kan sowieso overal mee naar toe, gladde gangen zijn geen enkel probleem, ze gaat mee in de auto, in een reistas in de trein, in een lift, trap op, trap af, in het mandje op de fiets, zelfs in Oostenrijk in een liftstoeltje.
Ze kreeg in de Honighoeve in het begin van iedereen van alles toegestopt, koekjes, dropjes, snoep, chips. Toen heb ik een koekjesverbod ingesteld, want ze werd te dik. In ieder geval mocht ze geen mensensnoep meer, wel hondenkoekjes. Ze krijgt nog steeds best veel, maar thuis houd ik er nu rekening mee, dat ze iets minder eten krijgt op dinsdag.’
Ondertussen blaft Sjuul naar een ekster die buiten in de tuin neerstrijkt. Wil vertelt dat Sjuul eigenlijk nooit luidruchtig is behalve als de deurbel gaat en bij eksters of reigers in de tuin. Sjuul heeft dan ook een behoorlijke portie jagersbloed in haar kleine hondenlijf: buiten jaagt ze op eenden, konijnen, en alles wat rent, vliegt en fladdert. Dat zit in haar bloed, zelfs een ree daar gaat ze achter aan. Dan is Wil haar soms langdurig kwijt. Je zou het niet vermoeden achter Sjuul maar het is echt een pittige jager.
Hoe ziet je bezoek aan de Honinghoeve er uit?
‘Het gaat om kleinschalig wonen, er zijn acht bewoners per huiskamer/etage. De eerste etage is voor mensen die heel vergeetachtig zijn en de tweede etage voor mensen die in een latere fase van dementie zitten. Beneden zitten mensen met alleen lichamelijke gebreken. Voorafgaand aan de bingo ga ik naar de huiskamer op de eerste etage, en daar kunnen bewoners die dat leuk vinden Sjuul aaien. Soms is er iemand die nog goed ter been is, die even met Sjuul aan de riem door de gang wil wandelen terwijl ik meeloop. Een enkele keer vraagt iemand van de verzorging of ik wil langsgaan bij een bewoner die op bed ligt en die het leuk vindt als Sjuul op visite komt. Dan gaat Sjuul bij haar op bed zitten en dat vinden beide partijen prachtig: Sjuul deelt een likje uit en krijgt een kusje terug!
Vervolgens ga ik naar de tweede etage en daar gaan we ook kijken wie er in de huiskamer zit en even wil knuffelen met Sjuul. Hier valt het de ene keer in goede aarde: dan zie je een bewoner opfleuren als Sjuul op schoot komt of als een bewoner haar aait. Een andere keer moet ik meteen weg want dan komt er al een hond van een van de kinderen van een bewoner – en dat wordt snel te veel voor deze bewoners. In deze huiskamer liggen nogal eens kruimels op de grond, ’s middags na de broodmaaltijd. Sjuul speelt graag voor kruimeldief – als ze op schoot zit, eet ze eerst daar de kruimels op en dan kijkt ze of er op de grond ook nog wat te halen valt.
Daarna haal ik mijn speciale mevrouw op en met haar in de rolstoel ga ik naar de begane grond om bingo te spelen. Op weg naar de bingo komen we altijd mensen tegen die blij reageren als ze Sjuul zien: ‘Oh, ben je er weer’? Er zijn altijd bewoners die haar even willen aaien, soms zet ik haar op de rollator van een voorbijganger en dan krijgt ze een aai en maken we een praatje. Ja, ik vind Sjuul wel klein, maar hiervoor is dat wel weer erg handig – dat je haar zo op een rollator kan laten zitten.’
Terwijl Wil verder vertelt kijkt Sjuul me aan met ogen die vragen of ze op mijn schoot mag. Ze springt terwijl ik mijn kopje thee pak en dat gaat precies goed.
Wil vervolgt: ‘Als we dan eenmaal in het restaurant zijn aangekomen, waar de bingo wordt gehouden, help ik mee met kopjes klaarzetten en thee en koffie schenken. Tijdens de bingo help ik mijn mevrouw met het invullen van de bingokaart, want ze kan zelf niet zo goed zien. Sjuul blijft dan braaf naast me op de grond liggen, aan de riem aan een stoelpoot.
Ter afsluiting van de middag gaat Sjuul altijd even knuffelen met een bewoonster die in een elektrische rolstoel zit. Zij is helemaal gek met Sjuul omdat ze uit Spanje komt, ze praat ook Spaans tegen Sjuul. Sjuul gaat bij haar op een handdoek op schoot zitten en dan rijden ze samen een rondje door de gang. Dat is traditie inmiddels. Op het eind van de gang krijgt Sjuul een hondenstaafje en dan rijden ze terug en krijgt ze weer een staafje. En voor mee naar huis nog een hondenkoekje om haar tanden te poetsen.’
Ik begrijp dat Sjuul en Wil samen een druk programma hebben op dinsdagmiddag.
Ben je wel eens ergens anders op bezoek geweest?
‘We zijn met Judith en haar hond twee keer op een school geweest in een klas met veel allochtone kinderen. Sommige kinderen zijn in het begin een beetje bang, maar omdat Sjuul klein van stuk is, zijn de meesten vrij snel vertrouwd met haar. Sjuul vindt alles best, als ze maar af en toe een koekje krijgt. Ik heb haar ook uitgekozen omdat ze destijds in het asiel goed met kleine kinderen omging. Ik had in die tijd twee oppaskinderen, peuters waren het. Ze zijn inmiddels 12 en 15 jaar, en passen nu op hun beurt af en toe op op Sjuul, of ze wandelen met haar. Sjuul is bij hen kind aan huis.’
Ik hoef niet te vragen hoe Sjuul het allemaal vindt want het antwoord ligt al een kwartier op mijn schoot!
Doe je wel eens trucjes met Sjuul?
‘Ze kan een pootje geven maar echt trucjes doet ze niet, nee, ouderen vinden vooral knuffelen en aaien leuk. Oudere mensen hebben vaak vroeger een hond gehad. Ze gaan dan ook weer vertellen over die hond van vroeger. Of dat je nu weer moet gaan, omdat de man thuiskomt en dan moet alles opgeruimd zijn.’
Oh, ik zie nu inderdaad een paar stevige tanden in haar bek.
Wil vertelt over onvermoede kanten van Sjuul: ‘Ik wist niet dat ze kon zwemmen, maar ze sprong hier in de buurt een keer in het water en zwom als Speedy Gonzales achter en stel jonge eendjes aan. Het leek wel of ze de turbomotor aan had staan. Voor mij was het nog een hele toer om haar weer uit het water te krijgen. Dat jagen beteugel ik tegenwoordig met een elektronische band. Als ze die e-band aan heeft kan ik haar een trilling of een elektrisch schokje geven. Zo’n apparaat heeft een bereik van 300 meter. Ze weet nu hoe het werkt: als ze dat tuigje aan heeft en ik roep haar dan komt ze direct, omdat ze geleerd heeft dat ze een schokje krijgt als ze niet komt. Daar is ze voor op cursus geweest. Ze heeft het heel snel geleerd, want ze zou er een week intern verblijven maar na vier dagen kon ik haar alweer ophalen.’
Sjuul ligt intussen weer braaf op haar kleedje op de bank. Het kleedje heeft ze op 5 december gekregen, en ze ging er meteen op liggen, vanaf dag één. Dit hondje heeft een heel open en nieuwsgierig karakter – dat is mij inmiddels wel duidelijk geworden. En daar word ik blij van. Deze grijze dag kan niet meer stuk na mijn bezoek aan Sjuul en haar baasje.
Als ik even later weer de bus instap, zie ik dat ik toevallig dezelfde buschauffeur tref als op de heenreis. ‘Ik ga heel lang met u mee’, zo begroet ik hem, en hij knikt instemmend.
Bij de Bingo
De vrolijke hondenschare van Carola
door Else Röder
‘Bereid je voor op een overload aan cuteness’, zo mailde Carola mij vóór mijn komst bij haar thuis. Wat is er aan de hand? Haar hond Chica, een langharige whippet, heeft in januari een nest met vier puppy’s gekregen, en die zijn nu zeven weken. Dus bij binnenkomst in haar knusse huis zie ik een stel héél schattige hondjes, twee slapend en twee spelend en dartelend.
En nog meer honden dringen om me heen: Chica de moederhond, haar moeder Désie (oma dus), en twee heel kleine hondjes, Florabella en Annabelle, Russische toys. Elders in huis zijn nog twee honden, Brisa, een podengo (Portugese konijnenhond), en haar broer Espero. En tussen al deze viervoeters paradeert als een koning de rood-oranje kat Mao – met zijn fiere houding maakt hij duidelijk dat hij hier in huis niet met zich laat sollen.
Vertel eens met welke hond je voor DMD bezoeken brengt.
‘Met Chica, Désie en Brisa ben ik op verschillende plekken op bezoek geweest. In het verleden ging ik ook met Donja en Tosca op bezoek, beiden zijn inmiddels overleden. De twee kleine hondjes zijn, denk ik, te kwetsbaar om mee op bezoek te gaan bij de doelgroepen van DMD.’
‘De laatste keer was ik met Brisa op bezoek bij een klas van basisschool Michiel de Ruyter aan de Tweede Oude Heselaan. Samen met Micha en Vicky. Ik kwam het schoolplein op in het speelkwartier en meteen rende een stel kinderen op ons af. “Mogen we hem aaien?”, “mogen we hem vasthouden?” Ik had moeite ons te bevrijden om op de afgesproken tijd in het lokaal te zijn. Daar stonden in een kring kinderstoeltjes klaar.
We lieten Brisa en Vicky elk op een stoeltje zitten, wachtend tot de kinderen binnen waren en ook een plekje hadden in de kring. Micha vertelde een verhaal over de honden en de kinderen konden vragen stellen. De kinderen wilden eigenlijk liever honden knuffelen en de juf zei een paar keer dat ze rustig moesten zijn. Brisa zat wat te piepen en de kinderen vroegen waarom. Ik legde uit: ze is onrustig om dezelfde reden als jullie, namelijk dat ze graag kennis met jullie wil maken, snuffelen, net zoals jullie graag met de honden willen kennismaken, aaien. Toen mocht Brisa bij ieder kind langslopen, en was iedereen tevreden. Daarna hebben we een paar kunstjes gedaan, zoals pootje geven.
Er zijn altijd wel een paar kinderen die ’t heel spannend vinden. Als die uiteindelijk ook over de drempel komen en de hond durven te aaien, is dat een overwinning voor ze. Dat vind ik iedere keer weer een wonderbaarlijk moment.’
Naast mij op de bank schurkt Désie zich nog eens extra behaaglijk tegen mij of eigenlijk tegen mijn tas aan, en ik aai haar ondertussen, ze vindt het heerlijk.
‘Ja, Désie is een heel zachte hond. Bij haar let ik altijd extra goed op of ze zich comfortabel voelt tijdens een bezoek. Een keer was er een bewoner in een van de Groesbeekse tehuizen, die haar enthousiast omarmde, net iets te strak. Désie keek me aan met een blik van: kun je me hieruit verlossen? Brisa zou zich in zo’n situatie gewoon loswurmen.’
Sinds wanneer ben je actief bij DMD?
‘Vanaf 2010. Ik heb geen vast bezoekadres, ik ben invaller; dat heeft ermee te maken dat ik naast mijn gewone werk nogal veel andere dingen op m’n bordje kreeg, precies sedert die tijd. Ik vind het leuk om op invalbasis bezoeken te brengen omdat het iedere keer weer een verrassing is wat we gaan meemaken. Brisa is al tien jaar, maar ze vindt het nog steeds heel leuk om iets te ondernemen, zoals voor DMD. Ze kreeg van Karin een compliment omdat ze tijdens de gedragstest een speelboog maakte voor de haar nog onbekende met wie ze contact mocht maken. Bij een speelboog zakt de hond door de voorpoten en het achterwerk blijft hoog, een uitnodiging om te spelen.
Met Chica doe ik ook veel andere dingen. Ze gaat vaak mee naar mijn werk; ik geef huiswerkbegeleiding aan kinderen met een rugzakje. Voor deze kinderen is alleen al haar aanwezigheid een kalmerende factor. Verder kan ze signaalhonden- en reddingshondenwerk, en voor een rolstoel gebonden vriendin van mij is ze invalhulphond.’
Signaalhond?
‘Een signaalhond is een hond die alert is op geluid. Die kan mensen die doof zijn helpen met het duiden van geluiden in de omgeving, bijvoorbeeld het geluid van de voordeurbel of het vallen van een sleutelbos of een kind dat huilt of “mama” roept. De hond leert om te reageren op specifieke geluiden en de persoon mee te nemen naar de plaats waar het geluid vandaan komt. Chica is mijn demonstratiehond, vanwege Stichting Signaalhond, waar ik soms voor werk. Bijna elke hond kan dit leren, het is niet gekoppeld aan een bepaald ras. Wel moet de hond nog jong zijn, alert op geluid en niet gaan blaffen.’
Ondertussen rollen de puppy’s, Dukkah, Elfie, Fillin en Gulzar, in hun slaap links en rechts van het kussen af waar ze op liggen. Heel komisch om te zien, vooral omdat ze gewoon lekker doorslapen. Wat heerlijk als je zo ontspannen kunt zijn. Ze trekken natuurlijk mijn aandacht en ik laat Carola over hen vertellen:
‘Een van de hondjes zal opgeleid worden voor een vrouw met autisme, die zelf als professional andere mensen met autisme begeleidt. Het hondje wordt haar hulphond én zal door de vrouw ingezet kunnen worden bij andere autisten die ze begeleidt. De vrouw volgt daarvoor een opleiding. Ik weet nog niet welke van de vier pups het wordt. Ze hebben vanochtend een gedragstest gehad en veel indrukken opgedaan. De test bestaat, afhankelijk van wat je wilt weten, uit twaalf onderdelen, waarvan sommige belastend kunnen zijn. Reddingshonden bijvoorbeeld moeten ook op wiebelende oppervlaktes stabiel zijn, dus dan wordt in de test gebruik gemaakt van een scheve tafel of een kruiwagen.
Om te kunnen werken met autisten moet de hond op een niet-te-aanwezige-manier aanwezig zijn. Daar is een bepaalde stabiliteit en fijngevoeligheid voor nodig, die in aanleg in de hond moet zitten. Het gaat om een evenwicht tussen contact maken en op afstand blijven.
Juist op jonge leeftijd komt uit de test naar voren wat hun aanleg is, hoe ze zijn (nature). Dat kun je vervolgens verder ontwikkelen (nurture). Mijn hondjes hebben alle vier bepaalde pro’s en contra’s op dit moment, maar ik denk dat ze allemaal wel geschikt zijn.
De puppytesters komen uit mijn reddingshondengroep, en verwachten niet veel van mijn huishondjes want ze testen vooral labradors en herders uit werklijnen. Maar ze zijn altijd onder de indruk, want de pups hebben veel potentie en de jonkies van oma Désie (ze had drie pups) waren alle drie geschikt om hulphond te worden. Een reu is daarom naar een vriendin gegaan die in een elektrische rolstoel zit, en is een gecertificeerde hulphond.
Eén puppy van Chica zal ik weer zelf houden. Een teefje, de opvolgster van haar moeder.’ De pups zijn plots klaarwakker, er komt er eentje nieuwsgierig naar me toe; wat een zacht koppie, inderdaad zó lief, ik zou hem zo meenemen. Even later beginnen ze een voor een te zogen bij Chica. Ze kruipen op en onder de buik van hun moeder en ik hoor ze smakken – och, wat een schattig geluid!
De pups zijn plots klaarwakker, er komt er eentje nieuwsgierig naar me toe; wat een zacht koppie, inderdaad zó lief, ik zou hem zo meenemen. Even later beginnen ze een voor een te zogen bij Chica. Ze kruipen op en onder de buik van hun moeder en ik hoor ze smakken – och, wat een schattig geluid!
Waar ben je nog meer voor DMD op bezoek geweest?
‘Ik was een keer vanwege Dierendag in jeugdgevangenis de Hunnerberg op bezoek. Dat deed ik met Tosca, Brisa en Chica. Tosca was een hond met een geschiedenis. Ik had op een gegeven moment een Podengo en een Mechelaar, en die kregen een oeps-nest. Ja, zo gaat ’t soms. Een van de hondjes, Tosca, had ik verkocht, maar kreeg ik zo’n twee maanden later totaal verknipt terug. Ze was vreselijk mishandeld! Ze was toen pas 14 weken. Het lieve dier was ontzettend bang en vertrouwde niets en niemand meer. Na enige tijd was ze weer gewend aan ons en ook aan kinderen en vrouwen, maar mannen tussen 15 en 75 jaar bleven een probleem.
De jonge mannen in de Hunnerberg maakten veel kabaal en vooral Tosca zag ik ineenkrimpen. Ik vroeg hen of ze dat zagen en heb hen vervolgens uitleg gegeven over het verleden van Tosca. Ik denk dat enkele van deze jongeren zelf net zo’n gekwetste jeugd achter de rug hebben en dat mijn verhaal over Tosca hen raakte. De jonge mannen kwamen een voor een naar Tosca toe en waren rustig en lief voor haar. Dat was een mooie ervaring!’
‘Met Tosca heb ik ook een wonderlijke ervaring gehad bij een man in Groesbeek, die terminaal ziek was en bedlegerig. Hij was blij dat wij kwamen, want hij had vroeger ook herders gehad, zo liet hij weten met zijn nogal harde stemgeluid, waarvan ik direct dacht: oei, dat schrikt Tosca af. Hij riep haar op zijn bed, en tot mijn verbazing deed Tosca dat. De man vond het geweldig en ontspande helemaal. Tosca lag ontspannen tegen hem aan. Heel bijzonder, want dat had ik in die omstandigheden niet verwacht van haar.’
Aan het eind van de avond worden de pups nog even naar buiten gelaten in de achtertuin; ze zijn al zo goed als zindelijk. Daarna brengt Carola hen terug naar het deel van de huiskamer dat met een laag hekwerkje is afgescheiden, zodat ze in ieder geval niet door de voordeur naar buiten kunnen glippen, als ik straks wegga. Chica springt soepel over het hekje heen om bij haar kroost te kunnen. De andere honden hebben verschillende slaaphokjes, mandjes en kussens in de kamer; iedereen gaat onder zeil. Ik neem afscheid en rijd in de duisternis terug naar Nijmegen en fantaseer dat er toch stiekem een puppy in mijn tas is gekropen…
Op bezoek bij Karin en haar honden
door Else Röder,
Voor het eerste gesprek dit nieuwe jaar bel ik aan bij Karin Kwakernaat in Huissen. Zojuist stond ik nog voor de verkeerde voordeur, niemand deed open, gelukkig, maar nu sta ik aan de goede deur: hondengeblaf! Alle vrijwilligers kennen Karin: zij test iedere hond bij aanvang van het vrijwilligerswerk voor DMD.
Karin steek al snel van wal over Storm, haar eerste hond, die vrolijk met me mee de huiskamer inloopt. ‘Storm is van augustus 2002. Ik wilde al heel lang een hond, een Golden Retriever, maar het was er nooit van gekomen omdat ik werkte, bij de gemeente Arnhem. Daar heb ik 22 jaar gewerkt. In mijn laatste functie regelde ik het leerlingenvervoer voor kinderen in het speciaal onderwijs, en alles wat daarbij komt kijken, aanvragen behandelen, contacten leggen met vervoerders, onderhandelingen, bemiddelen in conflicten. Elke dag werden 750 kinderen vervoerd, dus daar gaat wel eens wat mis. Tevens was ik secretaresse van de afdeling leerplichtzaken. Nu al weer vier jaar werk ik als invalkracht bij de receptie van de Hogeschool Arnhem-Nijmegen. Dat is gemiddeld een dag in de week.’‘Nadat ik gestopt was met het werk bij de gemeente, heb ik via via een fokker gevonden en zo kwam mijn eerste hond hier in huis. Een vriendin van mij zegt altijd: ‘je eerste hond is je broddellapje’, een soort probeersel, dat wil zeggen: je moet alles nog leren – en ik heb inderdaad heel veel geleerd van Storm, en Storm van mij. Ik ben direct met hem naar een puppycursus gegaan, bij een hondenschool in ons dorp. Toen ik aan de cursus begon wist ik helemaal niet wat er allemaal uit voort zou komen. Het is pas later ‘uit de hand gelopen’. Storm was ongeveer een half jaar toen er een open dag van de hondenschool was. Ze hadden vrijwilligers nodig om te helpen bij allerlei dingen. Het leek me wel leuk, dus ik meldde me aan. Een hele geslaagde dag was het. Ik deed dat vooral vanwege de contacten met mensen. Tot mijn grote verbazing kwam een week later de eigenaar van de hondenschool met de vraag of ik instructeur wilde worden. Ik voelde me zeer vereerd, maar ik zei dat ik niet veel verstand had van honden. Nee, dat was geen probleem, zei ze, ik kon goed met mensen omgaan, en de rest zou vanzelf komen.
Ik heb me een jaar lang helemaal suf gelezen en verdiept in alles wat ik over honden kon vinden. Ik ben begonnen met lesgeven op de hondenschool, met de basiscursus, voor honden van 6-7 maanden, die de puppycursus al achter de rug hadden. Heel spannend in het begin! Tegelijkertijd bleef ik stage lopen bij andere cursussen om instructeur te worden. Met Storm samen bleef ik zelf ook cursussen volgen. Dus ik was heel vaak op de hondenschool, ik woonde er bijna. Op een gegeven moment ben ik met enkele instructeurs, die allemaal ongediplomeerd waren, de opleiding gaan doen bij Martin Gaus in Lelystad. Daar behaalde ik het diploma hondeninstructeur. Intussen kreeg ik steeds meer ervaring met lesgeven, gedurende zeven jaren achterelkaar. Ik volgde allerlei workshops, we haalden experts naar de hondenschool voor lezingen, we volgden alles. Er is zoveel veranderd op het gebied van hondentraining in al die afgelopen jaren, en ik wilde en wil nog steeds bijblijven bij de nieuwste inzichten en ontwikkelingen.’ ‘Mijn tweede hond, Drifter, kregen we toen Storm bijna 2 jaar was. Hij is van mei 2004. Drifter wil ’t liefst de hele dag en nacht geaaid worden, dus ideaal als bezoekhond, maar, nee, hij blaft af en toe, en dat gaat behoorlijk hard. Daarom is hij niet geschikt voor DMD.’ ‘Een jaar of vijf geleden zat ik tijdens een vakantie in een hondenblad te lezen en daarin zag ik de opleiding voor gedragskeurmeester staan. Een nieuwe tweejarige HBO-opleiding van DogVision. Die ben ik gaan doen. Pittig, met veel theorie, genetica, praktijk, maar ontzettend leuk. Dat was vlak voordat ik in contact kwam met Judith. Dat ging zo.
Ik had een schouderblessure en was daarvoor in behandeling bij een fysiotherapeut in Molenhoek. Ik zat middenin de opleiding voor keurmeester en ik was een keer met m’n therapeut aan het kletsen over wat ik allemaal deed. Toen vertelde hij me dat hij een zekere Judith kende, die bezig was met de oprichting van een stichting met honden, en dat zij ‘iemand zocht zoals ik’. Ik heb met haar een afspraak gemaakt en van ’t een kwam ’t ander. Judith zat in de startfase van DMD. Ze zocht iemand die de honden kon testen op geschiktheid voor bezoeken. Dat paste goed in het plaatje van mijn opleiding. Dus ik ben de test gaan ontwikkelen voor DMD. Een hele uitdaging, maar alles van mijn studie zat vers in mijn hoofd.’
Ik vraag Karin wat de test precies inhoud, en terwijl Drifter mij een bal komt brengen vertelt zij honderd uit.
‘De kern van de test is: test je wat je wilt testen. Je moet vooraf goed bedenken hoe je gaat testen wat je te weten wilt komen over de hond. Er zijn veel factoren die het resultaat van de test kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld alleen al of de zon schijnt of niet, de geur van de omgeving waarin de hond zich bevindt, is de hond binnen of buiten. De test bestaat uit zeven onderdelen die oplopen in moeilijkheidsgraad. Ik begin met de makkelijke onderdelen. Als ik in het eerste test onderdeel zie dat de hond met de staart tussen de poten nauwelijks vooruit komt dan ga ik niet door tot het laatste testonderdeel. Tijdens de test heb ik een aantal gedragingen op een lijst staan, die de hond niet zou moeten vertonen. De lijst is onderverdeeld in allerlei categorieën, zoals: houding, signalen voor spanning, gedrag tijdens aaien. Elke categorie is onderverdeeld in vast omschreven mogelijkheden/gedragingen. Wat wil ik niet zien? Blaffen bijvoorbeeld. Ik observeer en vink op de lijst aan wat ik zie. Als er blaffen bij zit dan is de hond niet geschikt. Ik leg altijd uit wat er achter zit, zo dat de eigenaar het snapt. Gelukkig komt het niet zo vaak voor dat een hond niet geschikt is. Dan is het nog steeds een prima hond, alleen niet voor het doel van bezoeken, bijvoorbeeld omdat de hond het zelf niet leuk vindt. Ik redeneer daarbij vanuit het welzijn van de hond. Altijd.’
Wat is het meest stressvolle voor een hond?
‘Het meest stressvolle, dat is voor iedere hond anders. Er zijn honden die niet op een gladde vloer willen lopen, sommige herstellen zich snel, maar andere niet. Wat je ook niet moet onderschatten: er zit nog iets aan de hond vast, namelijk het baasje. Het baasje heeft te maken met de mensen bij wie hij op bezoek komt. Dat kan soms ook ongemakkelijk zijn. Dat voelt de hond. Stress kan een combinatie van factoren zijn. Stress kan ook na verloop van tijd verminderen, dus ik zeg soms: probeer het een paar keer, in overleg met Judith. Maar: let op jezelf en op je hond, en op de stresssignalen van je hond. Met een beetje training kun je die herkennen.’
Wat doe je, naast DMD, nog meer met honden?
‘In mijn activiteiten met honden werk ik nu voornamelijk individueel: ik ben een personel-dog-trainer. Morgen ga ik naar iemand toe die al twee jaar een hondje heeft maar bang is om hem los te laten lopen, bang dat-ie wegloopt. Nu wil ze toch eigenlijk wel dat de hond een keer los kan. Ik ga bij haar op bezoek, stel vragen, kijk wat het probleem is, en ga dan aan de slag met baas en hond. Ik geef handvatten in de eigen omgeving, één op één. Mensen komen bij mij met allerlei vragen: mijn hond rent achter elke auto aan, hond komt niet als ik hem roep, enzovoort.
Daarnaast geef ik, wel in groepsverband, apporteercursussen. Op locatie in het bos, park, of op de heide bij Ede.
Verder volg ik nog steeds zelf cursussen met Drifter. En bezoek ik studiedagen voor dierenartsen en hondentrainers. Bijvoorbeeld over voeding en gedrag, of hersenfuncties en gedrag. Via Facebook komen er regelmatig wetenschappelijke artikelen voorbij, die ik allemaal napluis. Ik wil steeds bijleren over de nieuwste inzichten. Martin Gaus bijvoorbeeld: 15-20 jaar geleden had bij hem een hond een slipketting om en als hij iets fout deed kreeg hij een ruk aan de ketting, om iets af te leren. Later werd Gaus in Nederland de voorloper van een totaal andere leermethode, 180 graden gedraaid. Ik heb hem daar uitgebreid over gesproken. De omslag zit ’m erin dat je een hond leert wat hij wèl mag. En niet afleert wat-ie niet mag. Dat wil niet zeggen dat je alles maar moet accepteren van je hond. Negeren is niet genoeg als je hond in de gordijnen hangt. Het gaat erom dat je ongewenst gedrag niet aanleert, dan hoef je het ook niet af te leren of ander gedrag aan te leren. Ik ben niet tegen correcties, maar ze moeten wel goed uitgevoerd worden, de wijze waarop en timing ervan moet goed zijn. Vaak wordt een hond veel te lang na ongewenst gedrag gecorrigeerd. Dan snapt hij er niks van.’
Heb je nog een stelregel voor hondenbezitters?
‘Ik loop 365 dagen per jaar drie keer per dag met mijn twee honden en ik kom dagelijks mensen tegen die niet weten wat ze aan hun riem hebben. Ze doen dingen met de beste bedoelingen, maar hebben geen idee van gedrag. Waar ik heel fanatiek op ben: als honden aangelijnd zijn dan versta ik onder ‘sociaal gedrag’ niet met elkaar spelen maar elkaar neutraal laten, alles, een voorbijganger, een andere hond, fietser, vrachtwagen, wat dan ook. Dat is sociaal gedrag in die situatie. Veel mensen verstaan onder sociaal ‘iets met elkaar’ dus: honden mogen te allen tijde bij elkaar komen. Voor mij geldt: als honden los zijn kunnen ze contact leggen met elkaar, maar ook dan gelden zeker omgangsvormen!’
Ik heb weer een hoop geleerd, en ik heb ’t gevoel dat ik nog veel langer had kunnen blijven want Karin weet zo verschrikkelijk veel over honden! Als ik afscheid neem krijg ik van beide retrievers nog een knuffel die ze uitkiezen uit twee plastic bakken in de kamer, vol met knuffeldieren en ballen.
Micky houdt van mensen
door Else Röder
Zonnetje, wolkje, kom, denk ik, ik waag het erop, en stap op de fiets naar Beuningen. Op de Van Heemstraweg, vlak voor het dorp, zie ik in een weiland een stuk of acht pony’s grazen, en naast bijna elke pony staat een ieniemini pony’tje: ik tel zeker zes veulentjes, zó schattig! Die aanblik duurt op de fiets langer dan als ik er met de auto langsgereden was, dus mijn fietstocht is al geslaagd. Aangekomen bij Margaret en bordercollie Micky wacht mij nog een mooi verhaal, zo blijkt al snel.
Wanneer ben je begonnen voor DMD?
Margaret: ‘Eind november 2017 ben ik voor het eerst op bezoek gegaan. Een paar maanden eerder las ik een folder over DMD. Het leek me echt iets voor Micky en hij kwam glansrijk door de keuring.’
Vanaf het begin dat ik binnen ben, zoekt Micky contact met mij, door verschillende speeltjes naar me te brengen. Rustig en heel gedecideerd. Zijn mooie ogen, gespitste oortjes en prachtige bruine en okerbruine vacht met witte bef, doen me smelten.
Waar ga je op bezoek?
Margaret: ‘Inmiddels op drie verschillende adressen. Sinds november ga ik naar Boven-Leeuwen, naar een woongroep bestaande uit matig verstandelijk beperkte jongeren (zorgkoepel ’s Heeren Loo). Daar kom ik speciaal voor twee meiden van in de twintig. Doordeweeks gaan ze naar werk of dagbesteding. Ik kom in het weekend, op zaterdag- of zondagmiddag. Als het lekker weer is gaan we naar buiten om te wandelen. Er is een hondenspeelveldje in de buurt en een stukje zwemwater. Daar mogen ze met de werpstok ballen gooien. In de winter is het water te koud, maar nu begint het langzamerhand op temperatuur te komen. De meiden vinden het leuk om de bal in het water te gooien. Micky gaat er direct op af, en als hij dan uit het water komt en hij schudt zich droog, dan springt iedereen opzij en gillen ze het uit van plezier.’
Gaat er een begeleider mee?
‘Meestal ga ik samen met de meiden; ze zijn goed aanspreekbaar. Soms gaat er een begeleidster mee, maar dan moeten de overige bewoners ook mee willen. Met mooi weer is het een fijn uitje voor iedereen. Dan wandelen we naar de Waal, dat is dichtbij. Er is ook een jongen, Hans, die aanvankelijk bang was voor Micky. Nu is hij spontaan zo ver gekomen, dat hij Micky meeneemt aan de riem. Zo mooi om te zien. Hij knuffelt hem en praat tegen hem. Het is niet goed verstaanbaar maar dat maakt niet uit voor Micky. Het is een verrassende vooruitgang. Hans zag hoe de meiden met de hond omgingen. Ze zeiden bijvoorbeeld dat Micky de bal moest loslaten, en dat ging Hans nadoen, op zijn manier. “Los!” Micky luisterde beter naar hem dan naar de meisjes, omdat hij een zwaardere stem heeft. Dus dat vond Hans al helemaal leuk. Nu loopt Hans voorop met Micky. Micky kan nogal trekken, maar Hans vindt dat niet erg.
‘Ze voetballen ook met Micky. Ja, ik krijg ze wel in beweging, de bewoners! Micky pakt de voetbal en dan duurt het even voor hij hem loslaat. Maar hij laat hem los, want hij wil er graag nog een keer achteraan.
‘Ik ben er ongeveer een uur. Meestal buiten, en als het weer minder is, doen we een ronde door het dorp. Als we binnen spelen, gaat het ook snel hoor. Dan heb ik koekjes bij me, zodat Micky de bal gemakkelijk loslaat. Dat vinden de meiden ook leuk.’
Waar ga je nog meer naartoe?
‘Vanaf januari dit jaar kom ik bij Paula (ook in de twintig), in een beschermd wonen project in Groesbeek (van Pluryn). Met haar ga ik uitsluitend wandelen, een uur lang, elke donderdagmiddag. We wandelen in de bossen om de hoek. De werpstok gaat mee. We praten wat, vooral over de hond en met voorbijgangers die ook in het bos met hun hond wandelen. Bij slecht weer wandelen we door het centrum van Groesbeek; visje bij de visboer – dat vindt Paula lekker.’
Hoe merk je aan haar dat ze het leuk vindt?
‘Ja, soms vraag ik me dat wel eens af, want ze is best stil en ze heeft niet altijd aandacht voor Micky. Maar ze vindt het leuk, want ze wil dat ik elke week kom. Ze werkt ook bij een uitlaatcentrum voor honden. En haar hele kamer hangt vol met hondenposters. Ze is echt hondengek. Ze wil later ook een hond. Het mooie is dat ze steeds zelfstandiger aan het worden is: eerst woonde ze nog op een andere locatie, met veel begeleiding, nu woont ze in deze open woongroep, en mogelijk kan ze over een tijdje nog iets zelfstandiger begeleid gaan wonen. Dus die overgang maak ik misschien mee. Er zit ontwikkeling in haar. Ze heeft ook aangegeven dat ze met Micky een keer naar een meertje in de buurt wil. Dus ze maakt plannen, ze is er actief mee bezig.’
En waar is je derde bezoekadres?
‘Afgelopen maandagavond was ik voor het eerst bij Maarten, een man van middelbare leeftijd, met een heel laag IQ. Hij woont in een woongroep van ’s Heeren Loo, in Druten. Hij houdt van honden. Eerder had ik al kennisgemaakt met hem en met zijn zus en schoonbroer. Die zijn ook dol op honden. Maarten is met honden opgegroeid, thuis. Maar toen ik maandag kwam, was hij in een sombere stemming. De begeleidster zei me direct dat hij veel verdriet had en bozig was. Niks was goed. Een beker koffie vloog door de woonkamer. De begeleidster vroeg of ik toch even wilde blijven. Dus ik ging wat gespannen op de bank zitten. Micky zat rustig naast me. Na een tijdje zei de begeleidster tegen Maarten: “Micky moet even een plasje doen buiten.” Vervolgens ging ze samen met Maarten en met Micky en mij naar buiten. Micky deed een plasje maar daarna wilde Maarten meteen weer naar huis. Hij viel weer helemaal terug in zijn verdriet. Voor de begeleidster was het best lastig om zijn gedrag te lezen. Ik versta hem nog niet, en begrijp niet wat hij uitdrukt. Hopelijk is hij volgende week maandag beter gehumeurd.’
Wat brengt de bezoeken jou?
‘Met mijn vorige bordercollie deed ik behendigheidswedstrijden – erg leuk -, maar deze bezoekjes met Micky geven mij meer voldoening, omdat het bezoek iets voor een ander betekent. En het is heel afwisselend. Ik was op zoek naar vrijwilligerswerk, en dit werk kan ik combineren met Micky, dat vind ik ideaal. Ik heb geen ervaring in de zorg, dus het is in het begin pittig. Gelukkig kan ik het wel goed van me afzetten. Ik neem m’n petje af voor de begeleiders die er werken.
Wat vindt Micky ervan?
‘Met Micky heb ik altijd een onderwerp om over te praten, een levend onderwerp. Hij trekt de aandacht naar zich toe. Dat werkt prettig. Micky vindt het heerlijk, die aandacht. Hij is gek op mensen. En wat ook fijn is: hij blaft nooit. Echt nooit. Dit ras is van oorsprong een werkhond, om schapen bij elkaar te houden. Hij jaagt niet. Ik had konijnen en cavia’s en daar kon ik hem gewoon tussen zetten. Hij deed ze geen kwaad. En hij kan goed naast me lopen, als ik op de fiets zit.
‘Ik heb hem geen speciale trucjes geleerd. Pootje geven kan hij, en zitten, liggen, de gewone dingen. Hij brengt heel graag speeltjes en ballen terug. Dat doet hij uit zichzelf. Ik ga wel met hem naar een hondencursus, omdat ik het belangrijk vind dat hij goed gesocialiseerd is met andere honden.’
Margaret vertelt dat ze via een whatsapp groep contact onderhoudt met de twee zussen en drie broers van Micky. Toen ze een jaar werden waren ze met alle baasjes bij elkaar in de Drunense Duinen. Alleen door de riem of het tuigje kon je nog zien wie wie was!
Eind mei wordt Micky alweer twee jaar. Op zijn verlanglijstje staat met stip op één: oude (voet)ballen. Want dat is zijn lievelingsspelletje, de bal terugbrengen naar ieder die hem weggooit. Wat dat betreft ben ik vandaag nogal een saaie gast voor Micky: ik zit alleen maar aan tafel, te luisteren naar het verhaal van zijn baasje… Gelukkig mag Micky vanmiddag nog mee uit naar het plaatselijk hondenlosloopterrein en naar het dorp.
NB Namen van cliënten/bewoners zijn gefingeerd i.v.m. privacy.
Met elkaar verbonden door de hond
Gesprek met Leny Ariëns over bezoek van Dogs Make a Difference,
door Else Röder,
Na het middageten is er even een rustmoment voor de meeste cliënten die de dag doorbrengen bij de Lange Vierhout, centrum voor dagbesteding. Voor Leny Ariëns, persoonlijk begeleidster van cliënten, is het ook even pauze, die vandaag (8 november 2017) gevuld wordt door mijn komst. Leny is verantwoordelijk voor de plannen die voor elke persoon gemaakt worden met betrekking tot de inhoud van de dagbesteding. Ze werkt vanaf 1998 op deze locatie van de Driestroom (de overkoepelende organisatie). Ongeveer 50 mensen nemen dagelijks deel aan allerlei activiteiten. Het gaat om mensen met een matig verstandelijke beperking en mensen met een ernstig meervoudige beperking (emb). In de Lange Vierhout krijgen ze structuur, activiteiten, een maaltijd en rustmomenten tussen 9 uur ‘s ochtends en 4 uur ’s middags.
Ik kom met Leny praten over het wekelijks bezoek van hond Torda en baasje Carolien, een van de vrijwilligers van Dogs Make a Difference. Elke vrijdagochtend komt Torda op bezoek in de Lange Vierhout. Mijn vraag aan Leny: Hoe wordt het bezoek van de hond voorbereid, en wat doet het bezoek met cliënten?
Pictogram van de hond
Leny: ‘Op vrijdagochtend wordt de komst van Torda aangekondigd middels het pictogram van Torda, een geplastificeerde foto van de hond. De eerste cliënt die binnenkomt hangt het pictogram op. Meestal is dat Marieke. Zij is heel bang voor honden, maar voor het plaatje van Torda is ze inmiddels niet meer bang. Eerst was ze al in paniek bij het woord hond. Nu durft ze de picto van Torda op te hangen en voor zichzelf hangt ze de picto van de was op. Ze is dus niet bij het bezoek van Torda, ze gaat was vouwen.
Als vervolgens een volgende cliënt binnenkomt en langs de picto loopt, dan zegt Marieke ‘Hond, hond’. Cliënten die bij het hondenbezoek willen zijn, gaan naar de daarvoor bestemde ruimte en vormen een kring van ongeveer tien tot twaalf mensen. Ze komen uit verschillende groepen die we hebben: uit de emb-groep (ernstig meervoudig beperkt), de beleefgroep, de ouderengroep en de regenbooggroep. Dus als iedereen in de kring zit is het een heel gevarieerd gezelschap. Belangrijk is natuurlijk dat wij als begeleiders weten dat al deze mensen hebben laten blijken dat ze het leuk vinden om contact te hebben met de hond. Andere cliënten zijn gewoon in hun eigen groepsruimte bezig. Er wordt bijvoorbeeld op vrijdagochtend soep klaargemaakt in de kantine, voor tussen de middag. Daar helpen ook cliënten aan mee.’
‘Als iedereen een plekje heeft op een stoel of met de rolstoel, of op een kussen, drinken we koffie in de kring. Ondertussen is één deelneemster, Sonja, al druk in de weer: vanaf het moment dat ze er is, vertelt ze te midden van de anderen wat de hond gaat doen. “Hond. Water!” Vroeger was ze bang voor honden, nu heeft ze haar weg gevonden en is ze erbij. Als we de koffie op hebben, haalt Nel de bak met spulletjes die we voor de hond hebben, en zet die in het midden klaar. In de bak zit een drinkbakje, een voerpuzzel, een doekje en wat losse speelgoedjes. Sonja doet voor wat Torda gaat doen. Dan doet ze bijvoorbeeld alsof ze water uit het drinkbakje opslobbert. De voorbereiding is een heel belangrijk onderdeel van de ochtend. Iedereen in de kring weet op zijn of haar manier wat er gaat komen na de koffie. Onverwachte zaken zijn onplezierig voor deze mensen.’
Torda kan een pootje geven
Leny vervolgt: ‘Torda loopt bij binnenkomst langs ieder in de kring, als begroeting, en ieder die dat wil kan haar aaien. Dan is er iemand uit de kring die stukjes fruit uitdeelt aan alle deelnemers. En vervolgens geeft ieder het stukje aan Torda die langs loopt. Henk durft een stukje appel in zijn eigen mond te nemen en die dan zo aan Torda te geven. De hond pakt het van hem over. Vervolgens deelt Max hondenbrokjes uit aan de deelnemers en dat stoppen ze in de voerpuzzel. Max maakt een rondje met de voerpuzzel totdat die vol zit en dan zet hij hem op de grond. Torda zoekt en pakt alle brokjes met haar snoet eruit en eet ze op. Iedereen in de kring kan iets doen voor Torda. De een met een beetje hulp, de ander zelfstandig. Zo is er een jongen die normaliter moeite heeft om dingen te pakken, maar het pakken van spulletjes voor Torda en het aangeven aan de hond – dat kan hij juist heel goed.
Carolien doet een paar verschillende activiteiten met de hond en de cliënten. Op speciaal verzoek heeft Torda inmiddels ook geleerd om een pootje te geven! Carolien voelt heel goed aan hoe ze deze cliënten kan benaderen – dat is geweldig om te zien.’
‘Mieke heeft snel last van drukte, zeker in een groep, maar Torda kalmeert haar doordat de hond rust uitstraalt door haar aandachtige houding. Een ander, Irene, gaat op haar geheel eigen wijze om met de hond. Ze komt heel beslist uit de hoek: “De hond moet goed luisteren, de hond moet een poot geven, de hond moet…”.’
Het groepsgebeuren heeft nog wat nadere uitleg nodig, want sommige cliënten zijn helemaal niet graag in een groep, zo legt Leny mij uit. ‘Voor enkele deelnemers is het al een hele toer om in de kring te zijn. Een enkeling blijft een beetje aan de rand, op een afstandje. Het mooie van het bezoek van Torda is dat de hond tijdens haar aanwezigheid de cliënten over een drempel heen helpt. Want de aandacht gaat vooral uit naar Torda. En daardoor verenigt zij eigenlijk de aandacht van iedereen op één punt, namelijk op zichzelf. Het is bijzonder dat je op deze manier met cliënten iets in een groep kunt doen. En het feit dat cliënten erbij blijven betekent dat ze betrokken zijn bij wat er gebeurt. De hond, de sfeer, het samenzijn, het geheel houdt hen erbij.’
Aan het eind van het bezoek mag iemand Torda een bakje water geven, vertelt Leny. Dan, op weg naar de uitgang, loopt Carolien met Torda nog even langs Mare die in een andere ruimte zit, om haar te laten aaien. Een van de deelnemers uit de kring, die dat wil en kan, mag meelopen en de riem vasthouden. Een mooi ritueel, zo stel ik me voor.
Tijd voor soep
Na het bezoek gaat iedereen weer naar de eigen groep, voor de soep. De geur van soep hangt dan in huis. Cliënten in Leny’s groep (emb) kunnen niet napraten over de hond. Voor hen is het bezoek: plezier en beleving op het moment zelf, in het hier en nu. Cliënten uit de ouderengroep kunnen wel in woord of gebaar iets over de hond aangeven. Via andere groepsleiders weet Leny dat bijvoorbeeld Henk wel eens zegt dat de hond weer is geweest; of dat Torda deze keer niet zo lekker in haar vel zat – in zijn beleving.
Leny: ‘Als ik vrijdagmiddag Lieze in de gang tegenkom (uit een andere groep), en ze zegt “hond was lief” dan bevestig ik dat natuurlijk. Er is ook een cliënt die in het weekend naar zijn ouders gaat en daar wel eens iets over de hond loslaat. Ik weet niet of cliënten nog iets over de hond laten merken als ze weer in hun eigen woonsituatie zijn, na hun dag op de Lange Vierhout.’
In ieder geval verzekert Leny mij dat het bezoek van Torda een fijne activiteit is voor de vrijdagochtend, als aankondiging van het weekend. Ze vat het kernachtig samen: ‘Vaak gaan onze cliënten alle kanten op met hun aandacht of onrust. Het bezoek van de hond is een moment van samenzijn, waarbij de hond zorgt voor een vorm van focus. Daardoor verbindt Torda iedereen met elkaar. Het mooie is: het is een groepsactiviteit, maar wel eentje die een stukje rust brengt.’
NB Namen van cliënten zijn om privacy redenen niet hun echte namen.
Max, de grote vriendelijke reu
door Else Röder, voorzitter DMD
Op bezoek bij Betty en Max, ga ik even terug in m’n herinnering. Oh ja, we kennen elkaar al van de test, waarbij mijn rol als voorzitter van de stichting altijd wat op de achtergrond blijft: ik ben dan vooral de rolstoelzitter. Tijdens ons gesprek herinner ik me langzaam maar zeker dat Max opviel als grote hond, Golden Retriever, maar – of liever gezegd en – dat hij ook rustig en super vriendelijk was. Dat zie ik nu ook weer direct bij hem terug: hij komt met een knuffel in z’n bek naar me toe en wil geaaid worden, als ik bij Betty aan tafel zit.
Hoe ben je in contact gekomen met DMD?
‘Via een vriendin hoorde ik over de stichting, toen wij Max net een paar maanden hadden. Max kwam drie jaar geleden bij ons, hij was toen één jaar. We hebben Max in ons midden opgenomen, omdat hij bij iemand woonde die allergisch bleek te zijn voor honden – en bij die persoon was hij terechtgekomen vanwege de scheiding van zijn oorspronkelijke eigenaars. Het was voor ons liefde op het eerste gezicht toen we kennismaakten met Max: hij kwam direct met een knuffel naar ons toe en keek ons aan met zulke ogen van: neem mij mee. Onweerstaanbaar die blik. Tot op de dag van vandaag genieten we van Max.
Het leek mij leuk om met Max op bezoek te gaan want ik had al gauw door dat hij graag geaaid wordt, dat hij van aandacht houdt en uit zichzelf naar mensen toegaat. We konden naar de testdag komen – een heel warme dag in mei – en hij deed het voorbeeldig.’
Kon je snel aan de slag met Max?
‘Ja, ik kon terecht bij dagopvang ‘De Zilverden’ in Brakkenstein, van de Swon. Het advies na de test was: begin met Max in een rustige omgeving. De Zilverden is een huiskamer waar ouderen overdag worden opgevangen, en waar ze aan allerlei activiteiten kunnen meedoen. De mensen wonen dus nog elders, thuis, en zijn aanspreekbaar, lopen rond, soms met rollator.
Als ik binnenkom zijn er allerlei mensen in de huiskamer. De meeste mensen kennen ons inmiddels goed, want we komen hier nu een paar jaar: ‘Hé, daar hebben we Max!’ Max herkent de situatie snel, en je ziet hem denken: leuk, want hier krijg ik brokjes en aaien.
De locatie is niet ver hier vandaan, ik kan erheen wandelen met Max. Alleen als het vies weer is neem ik de auto, want ik wil niet met een natte hond aankomen.’
Wanneer ga je erheen?
‘Ongeveer drie keer per maand. Maandelijks krijg ik een aantal mogelijke data en tijdstippen door en dan geef ik aan wanneer ik kan. Ik ben daarin flexibel. En dat is voor deze locatie prettig want ze zorgen dat ik steeds ergens in hun programma pas. Soms vul ik ’s ochtends de tijd na de koffie tot het middageten, een andere keer de tijd na het middageten tot de thee. Telkens ongeveer een half uur tot een uur. DMD regelt de bezoeken per maand in samenspraak met de Swon en met mij.’
Betty schetst me het beeld van de huiskamer: meestal zijn er zo’n vijftien mensen aanwezig, sommigen zitten aan tafel te puzzelen, te kaarten of te handwerken – kopje koffie erbij -, iemand zit even te dutten op de bank, iemand is in de keukenhoek bezig. Of iemand is een boodschapje aan het doen, en komt weer terug. Er zijn verschillende hoekjes in de ruimte. Het loopt in en uit. Activiteiten die worden aangeboden zijn niet verplicht. Ieder kiest wat hij/zij wil. Sommige mensen zijn er een paar dagen per week, soms is iemand er een dag per week. Sommigen komen met een busje, anderen op eigen gelegenheid, uit de buurt, de wijk Brakkenstein, of de omgeving van de Goffert.
Hoe ziet een bezoek eruit?
‘Bij binnenkomst vraag ik even aan de begeleider of er iets bijzonders is, en ik voel hoe de sfeer is. Soms wordt me gevraagd of ik bij een bepaald persoon wil gaan zitten. Ik houd Max aan de lijn en ga bij iedereen die dat wil langs, en soms ga ik wat langer bij iemand zitten. Of ik doe mee met een activiteit en dan ligt Max er gewoon rustig bij – dat is meteen heel huiselijk voor iedereen. Dan geeft iemand hem af en toe een aai.
Bijvoorbeeld, er was een mevrouw die heel weinig sprak maar die wel veel om honden gaf. Ik ging bij haar zitten en begon een praatje. Of ze vroeger ook honden had gehad. Bij haar zag je langzaam maar zeker verandering, ze begon steeds meer te praten. Dat is bijzonder. Nu zegt ze meteen: “Oh daar is Max! Die doet niks, die is heel lief.” Zoiets is mooi, dat Max daar een heel klein stukje aan kan bijdragen. Dat die mevrouw zich iets prettiger voelt. Ze had vroeger een hond gehad. De meeste mensen hebben dat, of hun kinderen hebben honden.
Laatst heb ik bij een nieuwe meneer aan tafel gezeten. Hij sprak niet maar hij had een schrijfbordje bij zich – zo’n whiteboard met een stift. Ik vroeg aan hem of hij ’t leuk vond als ik bij hem kwam zitten. Er kwam niet meer uit dan ‘mha’. Ik vroeg of hij iets met honden had. Uiteindelijk hebben we via z’n bordje een heel gesprek gehad. Het bleek dat hij vroeger honden had gehad, en in het buitenland had gewoond. Hij ‘vertelde’ over zijn zus met een zorghond. Aan het eind van het gesprek zat hij Max te aaien en brokjes te geven. Hij kon niet goed spreken ten gevolge van een ziekte, maar hij kon wel goed horen, en schrijven via z’n whiteboard. Ik vind dat zo mooi: dat je dan zo’n hand langzaam over de kop van Max ziet gaan – terwijl de man in het begin wat afhoudend was.
Ik zat er eens een middag tijdens een activiteit, iemand kwam een verhaal over tuinen houden. Men zei tegen mij: blijf er ook bij. Goed, Max lag rustig naast de tafel, heel huiselijk. Ondertussen stak Max af en toe z’n koppie boven tafel, en gaf iemand hem een aai. Dat huiselijke, dat vind ik erg leuk. Dan ben je even onderdeel van het geheel – en niet “op bezoek”.’
Krijgt Max veel brokjes?
‘Ik neem expres kleine beloningsbrokjes mee. Anders zou hij te veel eten. Mensen geven graag zomaar een brokje, en dat vind ik prima; sommigen vinden ’t leuk als Max een pootje geeft. Ik ben wel voorzichtig want oude mensen hebben een dunne huid, dus ik leg mijn hand er onder, bij het pootje geven. Ik wil niet dat de huid beschadigt. Ja, er zitten mensen bij van 90 – 95 jaar. Een balletje gooien wordt te wild in de huiskamer. Ik houd het rustig. Daarom vind ik het fijn dat Max zo rustig is. Ook bij het krijgen van een brokje, dat kan hij heel rustig aannemen. Ik doe ’t een keer voor, brokje tussen duim en wijsvinger, en dan doet iemand ’t na.’
Wat zeggen de mensen die je bezoekt over Max?
‘Wat ik terughoor is dat ze ’t fijn vinden dat Max zich rustig gedraagt, en dat ze hem kennen. Ze vertellen hoe ze vroeger met honden omgingen. Van sommigen weet ik wat voor hond ze hebben gehad. Het gaat vaak over het formaat van Max. Ik vind het leuk om via de hond contact te maken. Max nodigt uit tot een gesprek. De hond als middel: dat vind ik het leukste.’
Wat vindt Max van de bezoekjes?
‘Max vond het meteen de allereerste keer al interessant. Hij gaat graag mee. Hij voelt zich er op z’n gemak. Niet alleen door de brokjes, hij houdt van de aandacht. Hij heeft er plezier in. Als dat niet zo zou zijn, zou ik het echt niet doen. Max is een echte pleaser. Zo is het: hij maakt ’t mensen naar de zin en als het genoeg is dan gaat-ie braaf liggen.’
En wat doet het met jou?
‘Ik vind het prettig om te doen, het geeft mij een bepaalde rust. Ik ben er even helemaal voor die mensen op dat moment. En ik vind het leuk als ik in gesprek raak met iemand. Er zijn veel gespreksonderwerpjes, allerlei aanknopingspunten. Niet alleen over de hond, ook over de straat, de wijk, het bos, over vroeger, over wat mensen hebben meegemaakt. Ik heb belangstelling voor hun verhalen. Juist door het contact en de gesprekjes is dit voor mij zinvol werk.’
Had je al eerder een hond?
‘Toen de kinderen klein waren, hadden we een lieve Labrador, Sieta. Ze is twaalf en een half jaar bij ons geweest. Omdat de kinderen gingen studeren en op zichzelf gingen wonen, en wij erg druk waren, wilden we niet direct een andere hond. Maar ja, we misten ’t toch allemaal wel heel erg. En nu zijn we blij met Max!
Als kind had ik vroeger thuis ook honden. Die lieten zichzelf uit in het dorp, holden de velden in – zo ging dat destijds. Maar ik was vaak bang voor honden. Ik ben ooit eens bij een vriendinnetje weggelopen omdat een hond blaffend achter me aan kwam. Rende ik keihard naar huis. Toen waren ze me daar een tijdje kwijt, bij dat meisje thuis, gingen ze me zoeken! Een andere keer viel een hondje mij lastig terwijl ik op de fiets zat. Tja, ik heb niet voor niets een voorkeur voor honden die zich rustig gedragen…’
Met zijn formaat is Max gemakkelijk te aaien, hij loopt uit zichzelf naar mensen toe, en dus is hij heel toegankelijk en bovendien zeer innemend. Het verbaast me niets dat hij af en toe in de keuken van de huiskamer van de dagopvang een stukje worst krijgt toegeschoven…